De Ridderkerk vertrok vanuit Goeree voor de kamer Rotterdam naar Azië op 4 april 1727. Ze maakt daarna nog 3 retour reizen voor de VOC kamer van Amsterdam. Na haar laatste uitreis (Texel 10-3-1737) bleef De Ridderkerk in Azië dienst doen.

Perzië
Op 31 mei 1741 vertrok Ridderkerk naar Gamron met een lading van 30.000 lb kruidnagels, 24.000 lb nootmuskaat en andere goederen. (GM brief 6-11-1741)

Het was zeer onrustig in de regio. Sinds 1736 was Nāder Sjāh Afshar aan het bewind. Hij wilde o.a. een eigen Iraanse zeemacht op zetten. Hij deed veelvuldig verzoeken aan de VOC (en de Engelse Compagnie) om schepen aan te kopen of in te zetten voor zijn campagnes. Op 125 oktober 1740 vochten twee VOC schepen (Middenrak en Kronenburg) samen met de Iraanse vloot in een expeditie tegen opstandige Hula Arabieren die delen van Perzische golf beheersten. (Floor, 47),

Ridderkerk 
Door de constante druk van de Perzen om schepen te leveren ontstonden spanningen. De Ridderkerk werd in januari 1742 gedwongen om de Perzische admiraal Mozaffer Ali Khan op het 'konings schip Fattisjangi' (Fattisjahi) met zijn gevolg van Gamron naar Diul in Sindh te begeleiden. (Floor, 49)

KB Den Haag

Op 3 februari ankerde men bij Bander Laurie de oude haven van Sindh. Op 9 februari was de Perzische delegatie ontscheept en kon de Ridderkerk terugkeren naar Gamron. Er was echter nog maar weinig water en geen brandhout meer aan boord. Men zette koers naar Caratien om daar brandhout en water in te slaan. Schipper Jan Zion was met de schuit aan de wal gegaan en een schuit met water en brandhout was geregeld. Toen een storm opstak. De Ridderkerk brak het tui anker touw en werd op de wal gedreven. Ze stootte aan de grond daarbij brak de roerpen en werd het schip volledig onbestuurbaar. Ze liep vast en het schip werd aan stukken geslagen door de golven. (NA 2610, scan 840, 841)

 Van de 55 opvarenden (41 Europeanen en 14 Moren) overleefden 26 (17 Europeanen en 9 Moren) de ramp. Waaronder de schipper Jan Zion. De Ridderkerk was in Perzische dienst verongelukt. De VOC probeerde de kosten op de Perzen te verhalen. 

Locatie 
De koers van Bandar Lauri was gezet naar: op Caratien 12 mijlen bewesten diwel ter erlanginge (ibid.)

Het hier genoemde Caratien is de benaming voor de huidige miljoenen stad Karachi in Pakistan. De stad was toen net in opkomst als haven. Dit is de oudste vermelding in de bronnen van de stad in de geschiedenis. Daar werd hout en water geladen en werd het schip ook overvallen door de storm van 16 februari 1742.

Schipper Zion arriveert later in Gamron en verhaalt van het stranden ter plaatse Caratien  (NA 2610, 1104)

KB Den Haag

VOC in Perzië
De VOC had grote belangen in Perzië. Haar hoofdkantoor stond in Gamron (Bandar-e-Abbas). In 1736 had Tahmasp-Qoli Khan, de grootvizier van het Perzische rijk, zichzelf tot Sjah van Perzië uitgeroepen. In november 1737 kreeg de VOC toestemming van sjah Nāder Sjāh Afshar om in Bushehr een nieuwe handelspost te openen. Hij verwachtte in ruil daarvoor steun en schepen van de VOC. Verschillende VOC schepen verrichtten tussen 1737 en 1747 diensten voor de Perzische kroon.

Gebouwd: Rotterdam, 1726
Tonnage: 250

• Generale missiven Deel 10, 694.
• NL-HaNA_1.04.02_2593_0033.
• Floor, W. (2007).
  The Iranian Navy in the Gulf during the Eighteenth Century.
  Iranian Studies 201.
  pp 31-53.
• NA 1.04.02 (VOC) 2610.