History
In 1948 wordt voor het eerst melding gemaakt van de vondst van een scheepswrak op kavel H49 nabij Tollebeek in de Noordoostpolder. Het wrak lag ten zuidoosten van de kruising van de Staartweg met de Zuidwesterringweg. In 1949 wordt het schip weer gemeld, terwijl het opnieuw opduikt in 1953 wanneer een drain door het schip wordt gelegd. Uiteindelijk wordt het vaartuig verkend in 1955 en tenslotte opgegraven in 1956, waarna het wordt verwijderd. Het blijkt te gaan om een vroeg type praam, die is geladen met veldkeien. Het schip heeft een plat vlak, hoekige kimmen (midscheeps een dubbel knikspant) en rechtop staande zijden. Het voor- en achterschip zijn vrij scherp gebouwd. Het schip heeft een lengte van 19,6 m, een breedte van 3,6 meter en een holte van 1,7 meter. De bouwdatum is niet bepaald door middel van dendrochronologisch onderzoek. Uit de samenstelling van de inventaris kan worden opgemaakt dat het schip niet lang na 1850 moet zijn vergaan. Verschillende voorwerpen uit de inventaris dateren uit het begin van de negentiende eeuw. Daaruit kan worden afgeleid dat het schip in de eerste helft van de negentiende eeuw in gebruik is geweest en mogelijk rond 1800 is gebouwd. De lading bestaat uit 114 zwerfstenen, met een gewicht van 200-400 kilo per stuk. Het totale gewicht bedraagt 65-70 ton. De stenen zijn afkomstig uit het Gooi en vermoedelijk bestemd voor dijkverzwaring, bijvoorbeeld langs de Friese kust. Mogelijk hoorde het schip in Friesland thuis, gezien de tinnen koffiepot, gemaakt te Leeuwarden. Het aanwezige laad- en losgerei (vork en zaadschop) wijst op een agrarisch vervoersaandeel, hetgeen een Friese herkomst eveneens aannemelijk maakt. Persoonlijke bezittingen uit de inventaris geven aan dat aan boord van het schip een gezin verbleef: de schipper, de schipperse en twee kinderen. De aanwezigheid van de schippersvrouw wordt afgeleid uit de vondst van een spanendoos (voor het opbergen van de dracht) en een strijkglas. Een kinderschoen, -klomp en -want wijzen op kinderen aan boord. De want met twee duimen was zowel aan de linker- als de rechterhand te dragen, zodat telkens met een andere hand gewerkt kon worden: een interessante aanwijzing voor kinderarbeid! Op deze manier kon een knecht worden uitgespaard.
Description
Een praam geladen met veldkeien uit de negentiende eeuw, Tollebeek
Status
Batavialand te Lelystad, Maritiem Archeologisch Depot
Batavialand te Lelystad, Maritiem Archeologisch Depot
Batavialand te Lelystad, Maritiem Archeologisch Depot
Batavialand te Lelystad, Maritiem Archeologisch Depot
In het kader van het ‘13 Provinciën’ project (2020) heeft Dhr. L. Kaan onderzoek gedaan naar werken aan boord van turfschepen in de periode 1750 – 1850. Voor dit onderzoek zijn de voorwerpen, die bij werkzaamheden aan boord van Turfschepen horen, van de schepen ZA71, OE14, NE163 en NH49 vergeleken.
Turf was eeuwenlang de belangrijkste bron van energie in huishoudens en bedrijven. Aanvankelijk kon de turf dicht bij de gebruikers in de Hollandse steden worden gewonnen, maar die gebieden raakten uitgeput. Nieuwe gebieden voor turfwinning lagen onder andere in Noordwest-Overijssel, rondom Zwartsluis en Hoogeveen. Jaarlijks voeren honderden zeilschepen met een hoog-opgetaste deklading vanuit Overijssel over de Zuiderzee naar Holland. Voordat de turf zijn bestemming had bereikt moest er veel werk aan boord worden verzet. De verschillende werkzaamheden op turfschepen staan in dit onderzoek centraal.
De schepen zijn tot het scheepstype Praam en dateren allen uit de periode 1750 – 1850. De schepen zijn bij toeval aangetroffen, opgegraven en vervolgens minutieus gedocumenteerd. Voor de vergelijking van werkzaamheden aan boord van deze schepen wordt gekeken naar de vondsten die te maken hebben met het laden en lossen van turf, het algemene onderhoud aan deze houten schepen, het varen zelf en de navigatie, waarbij vooral de tocht van Overijssel (Zwartsluis) over de Zuiderzee naar Holland (Amsterdam) centraal staat.
Zie voor het onderzoek deze link.
References
- Holk, A.F.L. van (1996).
Archeologie van de binnenvaart: Wonen en werken aan boord van binnenschepen (1600–1900).
Lelystad: Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwater Archeologie/ROB (NISA). - Batavialand te Lelystad, Maritiem Archeologisch Depot.
Opgravingsdocumentatie scheepswrak NH49.